In de rij bij de kassa
De meid voor me is verdiept in haar telefoon. Ik schat haar begin twintig. Haar benen zijn gestoken in een zwarte legging met lange witte badstofsokken eroverheen. Als een echte Millennial krijg ik er de kriebels van. No way dat die hoog opgetrokken sokken over je legging fijn zijn tijdens het sporten. Bloedheet. Geef mij maar enkelsokjes. Ik zie hoe ze in een hoog tempo van het ene naar het andere Instagram-story switcht.
De dame achter de kassa zegt de badstofsokken gedag, maar ze merkt het niet op. Haar boodschappen worden gescand, de rij staat stil. Iemand duwt een winkelwagentje in mijn rug. De kassadame noemt, luid kauwgom kauwend, het totaalbedrag. Er gebeurt nog steeds niks. De badstofsokken zijn te druk met Instagram. Nogmaals een por van het winkelwagentje in mijn rug. Ik zucht. Ik tik de meid voor me zachtjes op haar schouder. ‘Je bent aan de beurt,’ zeg ik vriendelijk. Met een ruk draait ze haar hoofd om. Haar lange staart zwiept bijna in mijn gezicht. ‘Jezus, doe ‘es rustag!’ blaft ze mijn kant op. ‘Schiet dan eens op!’ Klinkt het winkelwagentje achter mij een stuk minder vriendelijk.
Verkeerde rij
Nog steeds over haar telefoon gebogen, schuift ze langzaam naar voren. Inmiddels is de hele rij gefrustreerd. Ik sta er een beetje verloren bij. Ik snap het gewoon niet zo. Het ongeïnteresseerde, het afblaffen. Kauwgom kauwen terwijl je klanten ontvangt. Met opzet een winkelwagentje in iemands rug duwen. Waarom? Sinds wanneer is de rij bij de kassa zo geworden? Of sta ik gewoon iets te vaak in de verkeerde rij?
Natuurlijk hebben we allemaal wel eens haast en geen zin om aan te sluiten in de rij bij de kassa; ik ben ook echt niet altijd zen. Maar om dat zonder reden af te geven op anderen? Nee. Gewoon niet doen.